etiket
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- eti·ket
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘label’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- Ontleend aan Frans étiquette [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | etiket | etiketten |
verkleinwoord | etiketje | etiketjes |
Zelfstandig naamwoord
- stuk papier met informatie dat ergens opgeplakt zit
- Een etiket ergens opplakken is iets een naam geven.
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord etiket staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "etiket" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "etiket" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ etiket op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be