estafettestok

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • es·ta·fet·te·stok
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord estafettestok estafettestokken
verkleinwoord estafettestokje estafettestokjes

Zelfstandig naamwoord

de estafettestokm

  1. (sport) stokje dat deelnemers aan een aflossingswedstrijd aan elkaar doorgeven bij de aflossintg
     Nederland werd vierde in de eerste serie, maar bij bestudering van de beelden na afloop bleek dat Groot-Brittannië de estafettestok een keer te laat overgaf. Het thuisland werd daardoor gediskwalificeerd en Nederland schoof op naar plek drie. Genoeg voor rechtstreekse plaatsing voor de finale van zaterdag. Het oranje-kwartet liep de achtste tijd.[2]
  2. (figuurlijk) teken dat iemand het werk van een voorganger overneemt en voortzet
     In de estafettestok, die onderweg steeds werd doorgegeven, zaten steeds allerlei boodschappen over regionale kwesties, zoals de aardbevingen in Groningen en drugsgebruik in Oudewater. Het doel van de estafettetocht was om het regionale geluid te laten horen in Den Haag.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 23 oktober 2023 Weblink bron
    PETER LENTING
    “Record Oranje op 4x100 meter” (08 nov. 2012in NIEUWS), De Telegraaf
  3. Bronlink geraadpleegd op 23 oktober 2023 Weblink bron “​ChristenUnie brengt regionale boodschappen naar het Binnenhof” (Dinsdag 7 maart 2017, 18:01), NOS