erfwoning
Uiterlijk
- erf·wo·ning
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | erfwoning | erfwoningen |
verkleinwoord |
de erfwoning v
- (bouwkunde) eenvoudige woning die gelegen is op het erf van een grotere andere woning
- ▸ Het schepencollege heeft een bouwvergunning gegeven aan Vooruitzien CVBA voor zes erfwoningen in gesloten bebouwing en vijf 'levenslange' woningen in halfopen bebouwing in De Laar.[2]
- Het woord erfwoning staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ erfwoning op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron kvh“Erfwoningen” (20 FEBRUARI 2009), De Standaard