erfelijkheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Schema met grondprincipes van de erfelijkheid
Uitspraak
Woordafbreking
  • er·fe·lijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord erfelijkheid erfelijkheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

erfelijkheid v [1]

  1. overdracht van zichtbare of onzichtbare eigenschappen van een generatie van een organisme naar de volgende generatie
    • De erfelijkheid van haarkleur en de kleur van de ogen is nog niet volledig opgehelderd. 
    • Veel mensen die asperges eten worden daar later aan herinnerd door de penetrante geur van hun plas. Drie op de vijf mensen ruiken echter niks vreemds. Het is een kwestie van erfelijkheid. Dat schrijven epidemiologen en statistici dinsdag in het traditionele kerstnummer van het medische tijdschrift The BMJ. Dat kerstnummer bevat grappige resultaten van serieus uitgevoerd onderzoek. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Sander Voormolen 13 december 2016
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be