erfelijk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- er·fe·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van erven met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | erfelijk | erfelijker | erfelijkst |
verbogen | erfelijke | erfelijkere | erfelijkste |
partitief | erfelijks | erfelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
erfelijk
- (medisch) wat op genetische wijze door nazaten verkregen kan worden
- Er zijn veel erfelijke ziektes.
- (leenstelsel) overdraagbaar op de erfgenaam
- Het stadhouderschap werd met Willem IV erfelijk.
Vertalingen
1. wat op genetische wijze door nazaten verkregen kan worden
2. overdraagbaar op de oudste zoon, of meestal bij het ontbreken daarvan op de oudste dochter
Gangbaarheid
- Het woord erfelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "erfelijk" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -lijk in het Nederlands
- Invoegsel -e- in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Leenstelsel in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %