encolar
Uiterlijk
- en·co·lar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
encolar |
encolaba |
encolado |
volledig |
encolar
- overgankelijk vastlijmen, lijmen, plakken, vastplakken
- met lijm insmeren
- klaren (van wijn)
- [1] pegar
- [3] clarificar
- encolar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española