elftalleider

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • elf·tal·lei·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord elftalleider elftalleiders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de elftalleiderm

  1. (sport) iemand die leiding geeft aan een sportploeg met 11 spelers
     Ook elftalleider van het eerste elftal Sjaak van Raay kijkt uit naar de bekerwedstrijd tegen PEC. Al 33 jaar is Van Raay betrokken bij Cuijk, als speler, hoofd van de jeugdopleiding en de laatste tien jaar als elftalleider. Van Raaij noemt de sfeer in de ploeg "schitterend, echt grandioos. Iedereen is zo gemotiveerd om die wedstrijd vanavond te winnen."[1]
     Ajax-trainer Leo Beenhakker krijgt op 30 november 1980 tijdens de thuiswedstrijd tegen FC Twente gezelschap op de bank van 'elftalleider' Johan Cruijff, die van de tribune komt afdalen. Ajax boog een 1-3 achterstand om in een 5-3 overwinning.[2]
     "Het ging om een knipmes dat was opengevouwen. Gelukkig heeft het mes zijn doel niet geraakt. Onze verdediger Romain Reynaud heeft het opgeraapt en via onze elftalleider is het bij de politie beland", meldde advocaat Vandebroeck zondag. De politie gaat volgens Vandebroeck proberen via videobeelden de dader te vinden.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 13 oktober 2023 Weblink bron “Cuijk wil IJsselmeervogels achterna” (Woensdag 22 januari 2014, 13:56), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 oktober 2023 Weblink bron “1980: Cruijff zit naast Beenhakker” (Vrijdag 22 november 2013, 12:44), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 13 oktober 2023 Weblink bron “Fan Bergen gooit mes naar spelers” (Zondag 30 maart 2014, 16:48), NOS