eigengerechtig

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  eigengerechtig    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ei·gen·ge·rech·tig

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘naar eigen oordeel te werk gaand’ voor het eerst aangetroffen in 1848
• afleiding van eigen en gerechtig
• Samenstellende afleiding van eigen en gerecht met het achtervoegsel -ig

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	eigengerechtig	eigengerechtiger	eigengerechtigst
verbogen	eigengerechtige	eigengerechtigere	eigengerechtigste
partitief	eigengerechtigs	eigengerechtigers	-

Bijvoeglijk naamwoord

eigengerechtig

1. geheel naar eigen oordeel en op eigen gezag te werk gaand

Afgeleide begrippen

• eigengerechtigheid

Gangbaarheid

• Het woord eigengerechtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.