eethuis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eet·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eethuis eethuizen
verkleinwoord eethuisje eethuisjes

Zelfstandig naamwoord

het eethuiso

  1. een naar verhouding eenvoudige gelegenheid waar men iets eten kan
    • In Turkije heb je veel eethuisjes waar je voor weinig geld goed kunt eten. 
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord eethuis eethuise

Zelfstandig naamwoord

eethuis

  1. eethuis