economist
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- eco·no·mist
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | economist | economisten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (beroep) iemand die zich bezighoudt met het bestuderen van de economie
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord economist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "economist" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be