durf aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • durf aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aandurven

durf aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aandurven
    • Ik durf aan. 
  2. gebiedende wijs van aandurven
    • Durf aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aandurven
    • Durf je aan? 


Gangbaarheid