dorpelinge
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: dorpelinge (hulp, bestand)
- IPA: / ˈdɔrpəˌlɪŋə / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- dor·pe·lin·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dorpelinge | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de dorpelinge m
- vrouwelijke inwoner van een kleine plaats op het platteland
- ▸ Zo denkt ook dorpelinge Alie Kingma erover. “Den Haag is een doelwit. Als daar wat gebeurt, heeft dat een veel grotere impact dan hier.” Ze woont dertig jaar in het dorp, even lang als de schotelantennes er staan.[2]
Verwante begrippen
- vrouwelijke vorm van dorpeling
Gangbaarheid
- Het woord 'dorpelinge' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Karin de Mik“Klein Duimpje vecht tegen ruimteoren” (22 februari 2005) op nrc.nl
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 4 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -e in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal