doorfietsen

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·fiet·sen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

doorfietsen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorfietsen
fietste door
doorgefietst
zwak -t volledig
  1. zonder te stoppen voortgaan met fietsen
     Hier, Minhen, die rennende voetgangers... ze kunnen best Tonio's aandacht afgeleid hebben. Kust veilig voor ze? Dan ook, iets verderop, voor hem. Doorfietsen maar.[2]
     "De koers was opengebroken, we waren goed op weg. Ik reed vol, maar niet voluit in de wetenschap dat er nog een berg aankwam", aldus Kruijswijk, die wel alle begrip heeft voor het besluit. "Het was de enige en juiste beslissing. Doorfietsen was geen optie."[3]


Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789023467014
  3. Bronlink geraadpleegd op 14 maart 2022 Weblink bron “Jumbo-Visma baalt voor Kruijswijk, Ineos spreekt van 'juiste beslissing' na staken koers” (26-07-2019), NOS