donk v/m
- een heuvel bestaande uit dekzand die voorkomt in het laaggelegen rivierengebied en uitsteekt boven de latere sedimenten
- Twee aan elkaar gegroeide dorpen, die in de vroege middeleeuwen ontstonden op één langgerekte donk in het rivierkleigebied. [5]
- moerassige plek
- als toponiem
- als linkerdeel van samengesteld toponiem
als rechterdeel van samengesteld toponiem
donk m
- (verouderd) bundel in elkaar gedraaide draden of sprieten
- Reine had een groote houten hark gevat en overkamde daarmede de stoppels, de verstrooide arkens samengarend in ‘donken’, die ze tusschen de stuiken wierp. [6]
53 % |
van de Nederlanders;
|
69 % |
van de Vlamingen.[7]
|
- ↑ "donk" in:
Sijs, Nicoline van der
, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ donk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Kolman, C.
Monumenten in Nederland. Noord-Brabant. (1997) Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist / Waanders Uitgevers, Zwolle; ISBN 9040099456; p. 132;geraadpleegd 2015-11-20
- ↑
Loveling, V.
Een dure eed. (1892) H. Engelcke's Boekhandel, Gent / J.H. & G. van Heteren, Amsterdam; p. 129;geraadpleegd 2015-11-20
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be