doktert uit
Uiterlijk
- Geluid: doktert uit (hulp, bestand)
- dok·tert uit
vervoeging van |
---|
uitdokteren |
doktert (...) uit
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitdokteren
- Jij doktert uit.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitdokteren
- Hij doktert uit.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitdokteren
- Doktert uit!
- Het woord doktert uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.