doge
Uiterlijk
- do·ge
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘titel van hoogste overheidspersoon in Venetië en Genua’ voor het eerst aangetroffen in 1653 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | doge | dogen doges |
verkleinwoord | - | - |
- het staatshoofd van een aantal Italiaanse republieken o.a. Venetië en Genua
- ▸ De Doge van Venetië stuurde mij naar Brugge om u te verzoeken dadelijk naar Venetië te komen om een gevaarlijke opdracht uit te voeren.[4]
- Het woord doge staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "doge" herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "doge" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ doge op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “De Tartaarse helm”, Vierkleurenreeks (1951), Standaard Uitgeverij, ISBN 9002112963, p. 6
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be