diplomabezitter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • di·plo·ma·be·zit·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord diplomabezitter diplomabezitters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de diplomabezitterm

  1. persoon een die een studie zo succesvol heeft afgesloten dat hij of zij een bewijs heeft gekregen waaruit blijkt hij of zij een examen heeft gehaald
     Doel is een diplomaregister te ontwikkelen dat betrouwbare diplomagegevens waarborgt en zorgt voor de efficiënte verstrekking daarvan. Het diplomaregister heeft de volgende doelen: - Fraudebestrijding en het bieden van helderheid over wat erkende diploma’s zijn; - Lastenverlichting voor onderwijsinstellingen, burgers, overheid, en potentiële werkgevers; - Een voorziening voor diplomabezitter (bewijs behaald diploma) bij verlies of diefstal van een diploma.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 3 december 2021 Weblink bron “Diplomaregister: met DigiD zijn nepdiploma’s passé.”, overheid.nl