diglossie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- di·glos·sie
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Latijn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | diglossie | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de diglossie v
- (taalkunde) het tweetalig zijn
- (sociologie) vorm van maatschappelijke tweetaligheid waarbij twee afzonderlijke talen of variëteiten van dezelfde taal elk in duidelijk afgebakende leefsituaties worden gebruikt
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord diglossie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "diglossie" herkend door:
18 % | van de Nederlanders; |
25 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be