dienstwagen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dienst·wa·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dienstwagen dienstwagens
verkleinwoord dienstwagentje dienstwagentjes

Zelfstandig naamwoord

de dienstwagenm

  1. auto die men voor zijn werk gebruikt
     Niet alleen de paus zelf zal het fijn vinden om in vaderland Duitsland te zijn voor een staatsbezoek. Dat geldt ook voor zijn dienstwagen, de pausmobiel. De wereldberoemde auto met de hoge kogelvrije ruiten aan de achterkant is net als de paus in Duitsland gebouwd, door Mercedes Benz.[2]
     Toen het conflict in de woning uit de hand liep en de agent zijn honden wilde halen, lagen ze dood in de dienstwagen.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 10 december 2022 Weblink bron “Ook de Pausmobiel is weer even thuis” (Donderdag 22 september 2011, 13:22), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 10 december 2022 Weblink bron “Twee politiehonden sterven in auto” (Dinsdag 29 juni 2010, 14:03), NOS