dictaat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dic·taat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dictaat dictaten
verkleinwoord dictaatje dictaatjes

Zelfstandig naamwoord

het dictaato

  1. aantekeningen van wat mondeling werd medegedeeld
    • Heijermans liet enkele notities na over het slot van Vuurvlindertje, dat als feuilleton was verschenen, maar die waren te vaag om het boek voor hem te kunnen voltooien. Toch was het verhaal zo al mooi genoeg om uit te geven, schreef De Jong in het nawoord. Over het zoetsappige slot dat hem als dictaat uit het hiernamaals had bereikt, repte hij daar met geen woord.[2] 
  2. dwingend voorschrift
    • - Italië en ook Spanje krijgen vanuit Brussel een dictaat opgelegd over hun financieel-economische beleid (en terecht) 
    • - De gehavende zuidelijke lidstaten gehoorzamen aan het dictaat van de Europese Centrale Bank en het Internationaal Monetair Fonds. Ze kunnen dan bezuinigen of de werkenden straffen, door hun lonen te bevriezen. Ze kunnen op pensioenen, vrije dagen en uitkeringen besparen en hopen dat ze op die manier hun loonkosten per eenheid product op één lijn brengen met die in Duitsland. [3] 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen