dezer
Uiterlijk
- de·zer
dezer
- (verouderd) genitief en datief v van deze
- En zal het u niet grootelijks verkorten in naam en eere, dat gij, zulk eene treffelijke en bevoorrechte dochter van Pallas, de spere der kracht en der kennis richt tegen de borst dezer uitnemende moeder, en haar zelve verwondt en den hartaar afsteekt?"[1]
- genitief mv van deze
- Hij zal daar een dezer dagen wel naar terugkeren.
- ▸ Een dezer dagen zouden ze langskomen, had hij op enthousiaste toon gemeld.[2]
- Het woord dezer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dezer" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Eene herinnering aan eene beroemde vrouw
Bosboom-Toussaint - ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 85 %
- Prevalentie Vlaanderen 89 %
- Genitief in het Nederlands
- Datief in het Nederlands