desolidariseren

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  desolidariseren    (hulp, bestand)
• IPA: / ˌdesoliˌdariˈzerə(n) / (7 lettergrepen)
  • (Noord-Nederland): /ˌdesolidariˈzɪːrə(n)/, /ˌdesolidariˈzeːrə(n)/

Woordafbreking

• de·so·li·da·ri·se·ren

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van solidariseren met het voorvoegsel de-

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
desolidariseren	desolidariseerde	gedesolidariseerd
zwak -d	volledig

Werkwoord

desolidariseren

1. iemand ontheven van de gevolgen van een verbintenis aangegaan door die persoon zelf of door derden

Verwante begrippen

• losmaken

Gangbaarheid

• Het woord 'desolidariseren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.