denguepatiënt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • den·gue·pa·ti·ent
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord denguepatiënt denguepatiënten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de denguepatiëntm

  1. (medisch) iemand die lijdt aan knokkelkoorts
     De denguepatiënt krijgt na besmetting hoge koorts, hevige hoofdpijn en verliest de eetlust vanwege misselijkheid en braken. Er ontstaat huiduitslag op borst en benen. De aandoening gaat ook gepaard met gewrichtspijn, vandaar de benaming knokkelkoorts.[1]
     In Vietnam is het aantal denguepatiënten de eerste helft van dit jaar verdrievoudigd ten opzichte van 2018: al meer dan 88.000 mensen raakten besmet.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 1 december 2021 Weblink bron
    Wim van Hengel
    “Knokkelkoorts breidt zich snel uit” (22 april 2011), Reformatorisch Dagblad
  2. Bronlink geraadpleegd op 1 december 2021 Weblink bron
    wle
    “‘Belgische toeristen moeten oppassen voor knokkelkoorts’” (21/07/2019), De Standaard