denguepatiënt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- den·gue·pa·ti·ent
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dengue zn en patiënt zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | denguepatiënt | denguepatiënten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de denguepatiënt m
- (medisch) iemand die lijdt aan knokkelkoorts
- ▸ De denguepatiënt krijgt na besmetting hoge koorts, hevige hoofdpijn en verliest de eetlust vanwege misselijkheid en braken. Er ontstaat huiduitslag op borst en benen. De aandoening gaat ook gepaard met gewrichtspijn, vandaar de benaming knokkelkoorts.[1]
- ▸ In Vietnam is het aantal denguepatiënten de eerste helft van dit jaar verdrievoudigd ten opzichte van 2018: al meer dan 88.000 mensen raakten besmet.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord denguepatiënt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Wim van Hengel“Knokkelkoorts breidt zich snel uit” (22 april 2011), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron wle“‘Belgische toeristen moeten oppassen voor knokkelkoorts’” (21/07/2019), De Standaard