deducere
Uiterlijk
- de·du·ce·re
| vervoeging van |
|---|
| deduceren |
deducere
- aanvoegende wijs van deduceren
- Het woord deducere staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
| stamtijd | |||
|---|---|---|---|
| infinitief | 1e pers. enk. ind. praes. act. |
1e pers. enk. ind. perf. act. |
supinum |
| dēdūcere | dēdūcō | dēdūxī | dēductum |
| derde vervoeging | volledig | ||
dēdūcere
- actief infinitief praesens van dēdūcere
- wegbrengen
- begeleiden
- (figuurlijk) misleiden, verleiden
- passief imperatief praesens, tweede persoon enkelvoud van dēdūcere
- word weggebracht!
- word begeleid!
- wordt misleid!, wordt verleid!
tegēre
- passief indicatief futurum, tweede persoon enkelvoud van dēdūcere
- jij zal worden weggebracht
- jij zal worden begeleid
- jij zal worden misleid, jij zal worden verleid
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Woorden in het Latijn
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Voorvoegsel de- in het Latijn
- Werkwoord van de derde vervoeging in het Latijn
- Werkwoord in het Latijn
- Werkwoordsvorm in het Latijn
- Figuurlijk in het Latijn