decent
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·cent
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘eerbaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1553 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | decent | decenter | decentst |
verbogen | decente | decentere | decentste |
partitief | decents | decenters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
decent
- netjes, fatsoenlijk, eerbaar, keurig
- Het meisje moest toen ze naar de kerk ging decente kleiding aantrekken van haar ouders.
Gangbaarheid
- Het woord decent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "decent" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[2] |