dakruiter
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
- dak·rui·ter
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dak zn en ruiter zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dakruiter | dakruiters |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- kleine toren die op de nok van een dag is aangebracht
- ▸ De Petruskerk was een grote kerk, die plaats bood aan 940 kerkgangers. Het gebouw met de karakteristieke dakruiter werd in 1929 in gebruik genomen en liep in de oorlog forse schade op, waarna het in 1946 werd hersteld.[2]
- ▸ Boven ons laat de klok in de dakruiter elf slagen horen. „Hij stopt ’s avonds om halftwaalf en begint om zeven uur, dus een wekker hebben wij niet nodig.”[3]
Gangbaarheid
- Het woord dakruiter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "dakruiter" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
67 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron
Jan Dirk van Scheyen“Tussen kerk en Frans landhuis” (29-06-2018), Reformatorisch Dagblad - ↑
Weblink bron
Huib de Vries“Dankzij Alva in de Dalempoort” (10-09-2019), Reformatorisch Dagblad - ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be