cut

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Engels

Naar frequentie 563
Uitspraak
vervoeging
onbepaalde wijs to  cut 
he/she/it  cuts 
verleden tijd  cut 
voltooid
deelwoord
 cut 
onvoltooid
deelwoord
 cutting 
gebiedende wijs  cut 

Werkwoord

cut

  1. snijden
    «Cut the meatballs in half and set aside.»
    Snijd de gehaktballen in het midden door en leg ze opzij.
  2. opensnijden
  3. knippen
  4. afknippen
  5. verlagen
  6. verwijderen