cultuurhistoricus

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cul·tuur·his·to·ri·cus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cultuurhistoricus cultuurhistorici
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de cultuurhistoricusm

  1. (beroep) iemand de de cultuurgeschiedenis bestudeert; iemand die veel wee van de geschiedenis van de levensstijl
     Dat herkomstonderzoek duurt nu erg lang, zeiden Van Beurden en cultuurhistoricus Nancy Jouwe in Het Oog. Zo vroeg Sri Lanka in 1980 al om teruggave van het kanon van Kandy, een van de pronkstukken in het Rijksmuseum. Het kanon staat nog steeds in Nederland, maar er worden inmiddels wel gesprekken gevoerd tussen Sri Lanka en Nederland.[1]
     Waar komt dat handen schudden eigenlijk vandaan? Tot circa 1700 was de handdruk een puur formele betekenis, vertelt Herman Roodenburg, cultuurhistoricus in ruste en hiervoor verbonden aan het Meertens Instituut en de Vrije Universiteit.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Advies aan minister: koloniale 'roofkunst' onvoorwaardelijk teruggeven” (Woensdag 7 oktober 2020, 15:23), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron “Zullen we ooit nog handen schudden?” (Maandag 15 juni 2020, 12:25), NOS