crossterrein

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cross·ter·rein
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord crossterrein crossterreinen
verkleinwoord crossterreintje crossterreintjes

Zelfstandig naamwoord

het crossterreino

  1. (sport) gebied waarop een (motor)crossbaan is gelegen
     Op een crossterrein bij station Lage Zwaluwe kregen 30 mensen die met hun auto wilden gaan crossen een bekeuring en ook in Klundert werden vier mensen op de bon geslingerd omdat ze samen in een auto muziek luisterden. In Arnhem zijn 25 mensen beboet omdat ze zich niet hielden aan het samenscholingsverbod, meldt Omroep Gelderland.[1]
     Rond 15.00 uur ging het mis tijdens een vrije training op een crossterrein van MC Volgas. Volgens voorzitter Theo Hooijer viel de man van zijn motor en werd hij daarna overreden. "Hij had weinig ervaring. Die andere crosser was ervarener. Hij hing al in de lucht toen de man viel en kon niet meer uitwijken. Hij kon er niks aan doen."[2]
Hyponiemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 11 april 2023 Weblink bron “Meerdere feestjes ondanks coronacrisis: 'Je brengt ook anderen in gevaar'” (Zondag 5 april 2020, 16:19), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 11 april 2023 Weblink bron “Ongeval op crossbaan wordt Harderwijker fataal” (Zondag 17 februari 2019, 13:02), NOS