corresponderen
Uiterlijk
- cor·res·pon·de·ren
- afgeleid van het Franse correspondre (met het voorvoegsel cor- en met het achtervoegsel -eren) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
corresponderen |
correspondeerde |
gecorrespondeerd |
zwak -d | volledig |
corresponderen
- inergatief ~met: overeenstemmen met
- De uitkomsten van het ATLAS- en CMS-experiment correspondeerden zo goed dat met de aanwezigheid van het Higgs-boson zeer waarschijnlijk achtte.
- ▸ Maar hoewel ze zich door al die mooie woorden nog in een soort van trance bevond, bemerkte Chantals onderbewustzijn dat de gezichtsuitdrukking en de oogopslag van Dorien niet met elkaar correspondeerden.[2]
- inergatief het houden van een briefwisseling
- Deze schrijver correspondeerde met veel beroemde wetenschappers.
1.
- Het woord corresponderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "corresponderen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 14
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel cor- in het Nederlands
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %