contesteren
Uiterlijk
- Geluid: contesteren (hulp, bestand)
- con·tes·te·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘betwisten’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
- afgeleid van het Franse contester (met het voorvoegsel con- en met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
contesteren |
contesteerde |
gecontesteerd |
zwak -d | volledig |
contesteren [3]
- overgankelijk harde oppositie voeren, zich verzetten (tegen bestaande autoritaire structuren)
- Het woord contesteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "contesteren" herkend door:
57 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "contesteren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ contesteren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel con- in het Nederlands
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 57 %
- Prevalentie Vlaanderen 93 %