cijfert na

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cij·fert na
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
nacijferen

cijfert (...) na

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nacijferen
    • Jij cijfert na. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nacijferen
    • Hij cijfert na. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van nacijferen
    • Cijfert na! 

Gangbaarheid