chauffage

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • chauf·fa·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord chauffage chauffages
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

chauffage v

  1. centrale verwarming

Gangbaarheid

49 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be