cadet
Uiterlijk
- ca·det
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘student aan militaire school’ voor het eerst aangetroffen in 1868 [1]
- Leenwoord uit het Frans. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cadet | cadets cadetten |
verkleinwoord | cadetje | cadetjes |
de cadet m
- een student aan een militaire school
- De cadetten aan de militaire school studeren in juli af.
- ▸ Een ss-cadet die bang was voor een dode oude manGeen wonder dat er geen eind aan de oorlog in de Oeral kwam.[3]
- (België) een jonge sportbeoefenaar
- De cadetten speelden een vrienschappelijke wedstrijd.
- Het woord cadet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cadet" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "cadet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ cadet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “Vaderland” (2012), Cargo, ISBN 9789023472483
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be