buurtbewoonster

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • buurt·be·woon·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buurtbewoonster buurtbewoonsters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de buurtbewoonsterv

  1. vrouw die in een bepaalde buurt woont
     Stukje bij beetje komt er ook meer informatie binnen over hoofdverdachte Gökmen T. Volgens mensen die hem kennen, heeft hij vele gezichten. Soms is hij een vrome moslim, zeggen ze, met baard en lang gewaad. Maar de meesten kennen hem vooral als alcoholdrinker en drugsgebruiker, die in de buurt waar hij woonde vaak overlast veroorzaakte. "Op het begin was hij vrij rustig, maar later gebeurden er steeds vaker rare dingen", zegt een buurtbewoonster die anoniem wil blijven.[1]
     Dolphianen, zoals de inwoners uit de wijk zich noemen, zijn trots op hun wijk en wonen er vaak al generaties. Het geld dat ze verdienen met activiteiten in het buurthuis gaat naar de gemeente. Voor de afbetaling hebben de bewoners tien jaar de tijd. "Echt elke vrijwilliger werkt mee", zegt een buurtbewoonster. "En ik weet zeker dat dat gaat werken."[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 12 januari 2023 Weblink bron “Steeds meer informatie over aanslag en verdachte, motief nog niet bekend” (Dinsdag 19 maart 2019, 21:25), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 12 januari 2023 Weblink bron “Primeur in Enschede: bewoners betalen buurthuis terug met klussen” (Zaterdag 22 september 2018, 18:29), NOS