bruggat

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brug·gat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bruggat bruggaten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

bruggat o

  1. (waterbeheer) doorvaartopening van een brug

Gangbaarheid

45 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be