brug
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: brug (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /brʏχ/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /brʏx/
Woordafbreking
- brug
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘verbinding over water’ voor het eerst aangetroffen in 840 [1]
|
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brug | bruggen |
verkleinwoord | bruggetje brugje |
bruggetjes brugjes |
Zelfstandig naamwoord
- (bouwkunde), (verkeer), (waterstaat) kunstmatige weg over een diepte
- Nadat zij de brug over waren, bevonden zij zich in de oude stad.
- ▸ We stopten rond 1 uur ’s nachts om nog wat uren te kunnen slapen in het donker. We vielen in slaap onder een brug, waardoor we in de ochtend moesten meebewegen met de schaduw.[2]
- ▸ De bruggen over de grachten zijn typisch Hollands.[3]
- een vervanging van tanden
- (scheikunde) een verbinding tussen twee moleculen
- (sport) een turnapparaat
- Hij was met gym nooit erg goed, maar op de brug was hij dat zeker wel.
- een hulpmiddel in de garage om een wagen mee op te tillen
- Zetten jullie de auto vast op de brug, dan beginnen we er na de pauze aan.
- (scheepvaart) de plaats op een schip vanwaar het bestuurd wordt
- Vanaf de brug was het kleine bootje plots niet meer te zien, wat de schipper een onbehaaglijk gevoel gaf.
- elk van de steunplaatjes, aan één van de vlakke zijden van een horloge, voor de draaiende onderdelen
- (natuurkunde) elektrische verbinding die over gedrukte bedrading is aangebracht
- (informatica) aansluitmogelijkheid tussen gelijksoortige netwerken
- een persoon die de culturele en taalkundige kloof tussen groepen overbrugt
- Hij vormde gedurende het gehele internationale jongerenwerkkamp de brug tussen de Nederlanders en de Fransen, die elkaar vaak moeilijk begrepen.
- middenstuk van een bril
- De bril was er zo slecht aan toe dat de brug door het stootje knapte.
- (luchtvaart) een verbinding tussen twee punten met hulp van vliegtuigen (luchtbrug)
- Toen West-Berlijn van de buitenwereld werd afgesloten werden de bewoners door een brug van vliegtuigen van voeding voorzien.
- (kaartspel) een kaartspel
Synoniemen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Spreekwoorden
Dat is een brug te ver.
- Dat is te hoog gegrepen.
Vertalingen
kunstmatige weg over een diepte
|
|
Gangbaarheid
- Het woord brug staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "brug" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "brug" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Suzanne Vermeer
“All-inclusive”
(2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
Uitspraak
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brug | brûe [1] |
Zelfstandig naamwoord
brug
Categorieën:
- Woorden met boekreferenties
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bouwkunde in het Nederlands
- Verkeer in het Nederlands
- Waterstaat in het Nederlands
- Scheikunde in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Scheepvaart in het Nederlands
- Natuurkunde in het Nederlands
- Informatica in het Nederlands
- Luchtvaart in het Nederlands
- Kaartspel in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Afrikaans
- Woorden in het Afrikaans met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Afrikaans
- Kaartspel in het Afrikaans