brouwzaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

brouwzaal
Uitspraak
Woordafbreking
  • brouw·zaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brouwzaal brouwzalen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de brouwzaalv / m

  1. een van de ruimtes van een bierbrouwerij
     De brouwzaal, de gistruimte en de koude lagering is al in gebruik. "We hebben twee weken stil gelegen en dat moeten we weer inhalen, dus was het zaak om zo snel mogelijk weer te beginnen met het brouwproces", zegt Nijhof.[1]
     De Antwerpse Brouw Compagnie, die vijf jaar geleden met het Seefbier een aloud Antwerps bier herintroduceerde, keert woensdag eindelijk ook fysiek terug naar Antwerpen. De brouwerij neemt een nieuwe brouwzaal in gebruik in het Noorderpershuis, een oude havensite op het Antwerpse Eilandje.[2]

Gangbaarheid

52 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    Marga Wind
    “Albergen nieuwe thuisbasis voor meest misdadige biertje” (11-05-2017), Tubantia
  2. Bronlink Weblink bron
    aems
    “Brouwerij van Seefbier neemt langverwachte Antwerpse stek in” (25/07/2017), De Standaard
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be