broodroof
Uiterlijk
- brood·roof
- samenstelling van brood en roof [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | broodroof | broodroven |
verkleinwoord |
de broodroof m
- het ontnemen van iemands middelen van bestaan, met name als vorm van machtsmisbruik of als repressiemiddel of doordat werknemers door werkgevers als lastig, opstandig of anderszins ongewenst worden ervaren
- Gezeur, zeggen ze in Oost-Europa. Op de interne markt geldt gelijk oversteken: je wint wat en je verliest wat. Oost-Europa zag na de omwentelingen veel westerse bedrijven arriveren die hoogopgeleide Hongaren, Polen en Roemenen inhuurden tegen lage lonen. Veel Oost-Europese bedrijven verloren op hun thuismarkt de concurrentiestrijd met de Tesco’s en Aldi’s uit West-Europa. Omgekeerd zochten laagopgeleide Oost-Europeanen hun kansen in West-Europa. ‘Broodroof’? Er bleek in Nederland juist grote behoefte aan Poolse klusjesmannen en Roemeense aspergestekers. Jacek Krawczyk, de Poolse werkgeversvoorzitter, verweet West-Europa onlangs op de Poolse radio „puur protectionisme”.[2]
vervoeging van |
---|
broodroven |
broodroof
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van broodroven
- Ik broodroof.
- gebiedende wijs van broodroven
- Broodroof!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van broodroven
- Broodroof je?
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord broodroof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Stéphane AlonsoTijn Sadee 23 februari 2017