broeierig
Uiterlijk
- broei·e·rig
- Naamwoord van handeling van broeien met het achtervoegsel -erig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | broeierig | broeieriger | broeierigst |
verbogen | broeierige | broeierigere | broeierigste |
partitief | broeierigs | broeierigers | - |
broeierig [1]
- drukkend, verstikkend, benauwd heet bijv. vlak voordat onweer ptreedt
- ▸ Voorafgaand aan deze buien uit wordt het morgen eerst nog broeierig warm. De temperatuur loopt op naar 25 tot 33 graden. In de loop van de dag trekken de zware onweersbuien vervolgens vanuit het zuiden over het land.[2]
- erotisch, zwoel, wellustig, wulps
- Bij tangodansen is men welhaast verplicht om broeierige blikken te werpen!
1. drukkend heet, met onweer dreigend
- Het woord broeierig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "broeierig" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Morgen code oranje in oosten en zuidoosten: zware hagel en onweer verwacht” (8 juli 2023), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be