breidelloos

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brei·del·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen breidelloos breidellozer breidelloost
verbogen breidelloze breidellozere breidellooste
partitief breidelloos breidellozers -

Bijvoeglijk naamwoord

breidelloos

  1. zonder toom, zonder leiding
    • Het breidelloze paard was moeilijk in toom te houden. 
Synoniemen

Gangbaarheid

42 % van de Nederlanders;
39 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be