brandweerteam
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- brand·weer·team
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van brandweer zn en team zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brandweerteam | brandweerteams |
verkleinwoord | brandweerteampje | brandweerteampjes |
Zelfstandig naamwoord
het brandweerteam o
- groep samenwerkende brandweermannen
- ▸ De brandweer heeft een specialistisch brandweerteam en bouwkundigen gevraagd om te beoordelen of de constructie van het gebouw nog stevig is.[1]
- ▸ Na een nacht zoeken door de politie pikte een warmtebeeldcamera vanochtend vroeg een hittebron op in een nabijgelegen singel. Een brandweerteam is daarop met duikers en een boot gaan zoeken, maar zonder succes.[2]
Gangbaarheid
- Het woord 'brandweerteam' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Dode bij explosie wooncomplex Veendam” (Woensdag 19 april 2017, 07:17), NOS
- ↑ Weblink bron “Hond komt alleen thuis na uitlaten, baasje vermist” (Donderdag 28 april 2016, 09:16), NOS