bouwkraan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bouw·kraan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwkraan bouwkranen
verkleinwoord bouwkraantje bouwkraantjes

Zelfstandig naamwoord

de bouwkraanv / m

  1. tijdelijke hijskraan die betrokken is bij de bouw
     De meeste meldingen zijn van mensen die in de wijk wonen waar de bouwkraan omviel. "Mijn kamer is op 1 meter gemist, ik was gelukkig niet thuis", meldt iemand. Anderen zeggen dat ze veilig zijn, en "onze gedachten gaan uit naar de buren".[1]
     De afgelopen twintig jaar zijn in Nederland drie mensen omgekomen door vallende bouwkranen. In 1995 werd een bouwvakker gedood bij een ongeluk in Heerhugowaard. In Rotterdam brak in 2008 het bovenste deel van een kraan af. De machinist sprong uit zijn cabine, maar overleefde het niet. In 2011 kantelde een bouwkraan in Heerde, waarbij een bouwvakker omkwam.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 21 januari 2023 Weblink bron “'Meld je aan, het is superbelangrijk'” (Maandag 3 augustus 2015, 19:41), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 21 januari 2023 Weblink bron “'Hijsplan Alphen had niet goedgekeurd mogen worden'” (Dinsdag 4 augustus 2015, 09:38), NOS