bouwgeschiedenis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bouw·ge·schie·de·nis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwgeschiedenis bouwgeschiedenissen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bouwgeschiedenisv

  1. (bouwkunde) het verhaal van de bouw en verbouw van een bouwwerk
     De Haan ziet de renovatie als een avontuurlijke periode. Alles wat je verplaatst en van de muren haalt kan een verrassing opleveren. De Haan: "Dat is juist zo leuk en spannend. Ik ben erg benieuwd naar wat er allemaal tevoorschijn komt. En wat we aan nieuwe informatie vinden over de bouwgeschiedenis van het paleis. Ik ben ervan overtuigd dat er bijna een boek over te schrijven valt."[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 25 maart 2023 Weblink bron
    Karin Alberts
    “Renovatie van Het Loo, 'onze kracht is dat alles echt is'” (Vrijdag 29 december 2017, 19:47), NOS