bouwgeschiedenis
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bouw·ge·schie·de·nis
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bouw zn en geschiedenis zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bouwgeschiedenis | bouwgeschiedenissen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de bouwgeschiedenis v
- (bouwkunde) het verhaal van de bouw en verbouw van een bouwwerk
- ▸ De Haan ziet de renovatie als een avontuurlijke periode. Alles wat je verplaatst en van de muren haalt kan een verrassing opleveren. De Haan: "Dat is juist zo leuk en spannend. Ik ben erg benieuwd naar wat er allemaal tevoorschijn komt. En wat we aan nieuwe informatie vinden over de bouwgeschiedenis van het paleis. Ik ben ervan overtuigd dat er bijna een boek over te schrijven valt."[1]
Gangbaarheid
- Het woord bouwgeschiedenis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Karin Alberts“Renovatie van Het Loo, 'onze kracht is dat alles echt is'” (Vrijdag 29 december 2017, 19:47), NOS