bosbad

Nederlands

[2] bosbad

Uitspraak

• Geluid:  bosbad    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• bos·bad

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  bos zn  en  bad zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	bosbad	bosbaden
verkleinwoord	bosbadje	bosbadjes

Zelfstandig naamwoord

het bosbad o

1. het therapeutisch wandelen door een bos en zo baden in de boslucht
2. zwemgelegenheid in een bos

   ▸ Ook draaien de buitenbaden op volle toeren. Zo ziet het bosbad in Lunteren dubbel zoveel gasten als vorig jaar.

   ▸ Meerdere bezoekers deden hun beklag over de man bij medewerkers van het Bosbad. Toch vond het zwembadbestuur het lastig om in te grijpen, omdat voor hen onduidelijk was of je iemand kunt weigeren op basis van hoe zij of hij eruitziet. Maar nu is er duidelijkheid. "We hebben een toezichtplan met regels", zegt Joke van Putten namens het bestuur. De tatoeages van de man worden nu geschaard onder "grensoverschrijdend gedrag".

   ▸ Wat wel vaststaat is dat Jan, Veronica en Matthijs zo'n veertig jaar geleden vakantie vierden op Camping Hoeven, nu bekend als Molecaten Park Bosbad Hoeven. Ze schreven een ansichtkaart aan Ludwina en Piet in het Noord-Hollandse Nieuw-Vennep met een kort en bondig: 'Groetjes!'

Gangbaarheid

• Het woord 'bosbad' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.