boordradio

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boord·ra·dio
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boordradio boordradio's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de boordradiom

  1. (elektronica) een radio waarmee men aan boord van een auto, vliegtuig of vaartuig kan zenden en ontvangen
     "Hoe kan dit?!", riep hij boos over de boordradio. En later, toen hem werd gesommeerd geen risico's te nemen om de eerste plaats terug te pakken: "Rustig maar, ik ga geen domme dingen doen. We hebben het er straks nog over."[2]
     Aangekomen bij de Möhnedam roept Gibson over de boordradio zijn vliegers op. Ze moeten zich een voor een melden voor de aanval. Wingcommander Gibson neemt het voortouw, scheert laag langs de heuvels aan de oostzijde van de Möhnesee. Om vijftien over twaalf zet hij de aanvalsrun in.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Achter ongenaakbare Ferrari's snelt Verstappen naar podiumplaats Singapore” (22-09-2019), NOS
  3. Bronlink Weblink bron
    Wim Eradus
    “Britse bommen op de Möhnedam in Sauerland” (16-05-2018), Reformatorisch Dagblad