boleet
Uiterlijk
- bo·leet
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘buiszwam’ voor het eerst aangetroffen in 1901 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boleet | boleten |
verkleinwoord | - | - |
de boleet m
- (schimmels) Boletus vlezige buiszwam met een korte dikke steel. De meest bekende boleten zijn eekhoorntjesbrood en de kastanjeboleet
- berkenboleet, eikenboleet, fluweelboleet, heksenboleet, ivoorboleet, kastanjeboleet, melkboleet, peperboleet, satansboleet
- Het woord boleet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boleet" herkend door:
67 % | van de Nederlanders; |
60 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "boleet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ boleet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be