bol af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bol af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afbollen

bol (...) af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbollen
    • Ik bol af. 
  2. gebiedende wijs van afbollen
    • Bol af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbollen
    • Bol je af? 

Gangbaarheid