boender
Uiterlijk
- boen·der
- Naamwoord van handeling van boenen met het achtervoegsel -der
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boender | boenders |
verkleinwoord | boendertje | boendertjes |
de boender m
- stevige borstel waarmee geschrobd kan worden
- Geef me die boender eens aan.
- Het woord boender staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boender" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stamtijd | |
---|---|
infinitief | voltooid deelwoord |
boender |
geboender |
volledig |
boender
- uitgooien, verwijderen
- «Word die Grieke uit die euro geboender?»
- Worden de Grieken uit de euro gegooid?
- «Word die Grieke uit die euro geboender?»
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -der in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 76 %
- Prevalentie Vlaanderen 73 %
- Woorden in het Afrikaans
- Niet-samengesteld werkwoord in het Afrikaans
- Werkwoord in het Afrikaans