boegseert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- boeg·seert
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
boegseren |
boegseert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van boegseren
- Jij boegseert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van boegseren
- Hij boegseert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van boegseren
- Boegseert!
- U krijgt er op een gegeven ogenblik genoeg van en boegseert de tentenmaker het huis uit. [1]
Gangbaarheid
- Het woord 'boegseert' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Hofstra, J.W."Het lijden van een charlatan" in: De Tijd jrg. 126 nr. 40722 (5 december 1970); p. 12 (z 2) kol. 2; geraadpleegd 2018-07-13